Jaguar Mk I 3.4 rally car, 1958

Jaguar historie

Het merk Jaguar zag voor het eerst het levenslicht in 1945. De fabriek bestond echter al langer en werd in 1922 opgericht door William Lyons en William Walmsley in Blackpool, Engeland, onder de naam Swallow Coachbuilding Co. De fabriek bouwde motorfiets zijspannen en later carrosserieën op basis van Austin Seven chassis. Toen in de jaren dertig de eigen SS (Swallow Sidecar) auto’s werden gebouwd wijzigde men de firmanaam in SS cars Ltd.
De SS cars automobielen waren conventionele saloons en drop head coupé’s zoals deze door vele andere Britse merken werden gebouwd.
Na de tweede wereldoorlog wijzigde men, om begrijpelijke redenen, de firmanaam SS cars Ltd. in Jaguar cars Ltd. En het nu beroemde en geliefde merk Jaguar was geboren.

De vooroorlogse SS modellen werden onder de naam Jaguar nog verkocht tot 1948, in dat jaar kwamen er een saloon, de MK-V, en een sportwagen, de fameuze XK 120 op de markt.
De beeldschone XK 120 met zijn nieuw ontwikkelde XK zescilinder lijnmotor werd een groot succes en is de grondlegger van de faam die het merk verworven heeft en is één van de iconen in de automobielhistorie.

De XK 120 was in staat 120 mijlen per uur te rijden, bijna 200 kilometer per uur, en was daardoor de snelste productie auto in zijn tijd. De XK 120 kostte ook nog eens veel minder dan de concurrerende productiemodellen van Aston Martin en Ferrari.

In 1951 en 1953 won Jaguar de 24 uren van Le Mans met een racer op basis van de XK 120; de Jaguar XK C (C-type) wat het merk op slag onsterfelijk zou maken. De race successen zouden in de volgende jaren worden voortgezet met de Jaguar D-type die met zijn zeer gestroomlijnde koets en schijfremmen de concurrentie voorbleef.

De XK sportwagenserie was een succes en de XK 120 evolueerde naar de XK 140 en vervolgens de XK 150. De XK typen waren beschikbaar als OTS (Open Two Seater - roadster), FHC (Fixed Head Coupé) en als DHC (Drop Head Coupé). DHC uitvoeringen van de XK 120 zijn overigens zeer zeldzaam!
Met de luxe saloons begon het succes pas echt met de introductie van de MK I in 1957 en de MK II in 1959. Deze eigenzinnige, vlot gelijnde sedan was een echte "wolf in schaapskleren". De wagen was voorzien van de krachtige 3.4 liter XK zescilinder motor waardoor de auto een topsnelheid van ca. 200 kilometer per uur had.

In 1960 neemt Jaguar het Britse merk Daimler over en zal vanaf dat ogenblik het merk Daimler gebruiken voor de superluxe, op comfort georiënteerde modellen en Jaguar voor de sportieve automobielen.

In 1961 zag de beroemde Jaguar XK E (E-type) het levenslicht. De E-type was geïnspireerd op de D-type racewagen uit de jaren vijftig en werd in eerste instantie ook ontwikkeld voor de racerij. De E-type is net als de XK een icoon in de automobielhistorie met een bijna onaards fraaie vormgeving en uitmuntende techniek. De E-type verscheen als OTS (roadster), FHC en als FHC 2+2 met een ruimer interieur en een hogere daklijn. 

Tevens werden er enkele speciale "lightweight E-types" gebouwd om de racesuccessen uit het verleden te prolongeren wat echter niet gelukt is want de concurrentie had inmiddels de technische verworvenheden van de D-type overgenomen…

In de productie van luxe saloons kwam naast de MK II een grote MK X op de markt en aansluitend op deze modellen de S-type (geëvolueerde MK II met 420 kenmerken), de 240/340 (iets eenvoudigere MK II versie) en de 420 serie. De MK X in het 420 tijdperk 420 G (grand) gedoopt worden.
In 1968 zag de Jaguar XJ het levenslicht die tot de dag van vandaag, in meervoudig geëvolueerde vorm, op de markt is.
In 1971 verschijnt er een V12 motor in de Jaguar E-type, en later in de Daimler Double six en de Jaguar XJ 12. Op dat ogenblik is het wereldwijd de enige twaalfcilinder motor in serieproductie.

Midden jaren zeventig moet de E-type het veld ruimen en komt er naast de XJ een apart gelijnde 2+2 op de markt; de XJS. Deze auto komt ook beschikbaar als cabriolet; XJS convertible.
Tot zover de klassieke periode. De Jaguar historie vanaf de jaren 1980-1990 wordt in de toekomst ingevuld.

_{© Marc Vorgers}